Wat ik deed is voor jullie een teken:
wat ik gedaan heb, zal ook met hen gebeuren. Dit zegt God, de HEER:
Zij zullen als gevangenen in ballingschap gaan. Hun vorst zal ook een last op zijn schouders laden en naar buiten gaan als het helemaal donker is. Ze zullen een gat in de stadsmuur maken om hem door te laten, en hij zal zijn gezicht bedekken, want hij zal zijn land niet meer terugzien. Ik zal Mijn netten over hem uitspreiden en hem daarin vangen, en dan breng Ik hem naar Babel in het land van de Chaldeeën. Daar zal hij sterven zonder dat land te kunnen zien. Zijn getrouwen, zijn lijfwacht en al zijn troepen zal Ik in alle windrichtingen uiteendrijven en met getrokken zwaard achtervolgen. Wanneer Ik hen verdrijf naar verre landen en verspreid onder vreemde volken, zullen ze beseffen dat Ik de HEER ben. Enkelen zal Ik sparen. Zij zullen aan het zwaard, de honger en de pest ontkomen, want ze moeten de volken waar ze terechtkomen vertellen over al hun gruwelijke daden. Dan zullen ze beseffen dat Ik de HEER ben.”’
De HEER richtte zich tot mij:
‘Mensenkind, als je brood eet moet je beven, als je water drinkt moet je sidderen van angst. Zeg dan tegen je landgenoten:
“Dit zegt God, de HEER, over de inwoners van Jeruzalem die in Israël zijn achtergebleven:
Ook zij zullen vol angst hun brood eten en in wanhoop hun water drinken, want door de misdaden van zijn bewoners wordt het land van zijn rijkdommen beroofd.